Geld

GELD – DOELEN

 

DOEL 1: GELD ALS BETAALMIDDEL ZIEN
GROEP 1 EN 2
Munten en biljetten als betaalmiddel zien

Munten en biljetten herkennen als betaalmiddel

  • Begrijpen dat je moet betalen als je iets koopt
  • Begrijpen en kunnen uitleggen hoe het systeem van kopen en betalen in elkaar zit aan de hand van eenvoudige winkelsituaties en sparen
  • Weten dat bedragen aangeven hoe duur voorwerpen zijn en dat je die kunt inruilen tegen geld
  • Begrippen herkennen en kunnen gebruiken in de context van geld: euro, munten, waarde
1E HELFT GR. 4
Begrippen m.b.t. geld in een context gebruiken

 

Binnen een context actief hanteren van begrippen als

  • (te) duur- duurder – duurst(e)
  • goedkoop – goedkoper – goedkoopst(e)
  • euro, munten, biljetten, waarde
GROEP 8
Extra

Extra:

  • Weten dat er verschillende manieren van betalen zijn, bijvoorbeeld met pinpas, chipknip, internetbankieren, creditcard, contant
  • Kennismaken met termen als schuld, sparen en lenen.
Activiteiten

 

 

DOEL 2: WETEN WELKE EUROBILJETTEN EN EUROMUNTEN ER ZIJN EN WELKE WAARDE ZE HEBBEN
1E HELFT GR. 3
Munten van 1 euro herkennen

Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben

  • Munten van 1 euro herkennen

 

1E HELFT GR. 3
Munten van 2 euro herkennen

 

Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben

  • Munten van 2 euro herkennen
1E HELFT GR. 3
Biljetten van 5 en 10 euro herkennen

Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben

  • Biljetten van 5 en 10 euro herkennen
1E HELFT GR. 4
Biljetten van 20 euro herkennen

Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben

  • Biljetten van 20 euro herkennen
2E HELFT GR. 4
Munten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent herkennen

De munten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent herkennen en weten dat deze munten minder waard zijn dan de munten van 1 euro

  • Weten dat 1 euro 100 eurocent waard is
Activiteiten
2E HELFT GR. 4
Biljetten van 50 euro herkennen

Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben

  • Biljetten van 50 herkennen
2E HELFT GR. 5
Biljetten van 100 euro herkennen

Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben

  • Biljetten van 100 herkennen

 

 

DOEL 3: UITSPRAAK EN NOTATIEWIJZEN VAN GELDBEDRAGEN KENNEN EN KUNNEN INTERPRETEREN
1E HELFT GR. 4
Het euroteken herkennen

 

Het euroteken herkennen

  • Weten hoe geldbedragen globaal eruit zien in de winkel (prijsstickers en reclamefolders)
2E HELFT GR. 4
Ronde bedragen t/m € 20 afloezen, noteren en vergelijken

Ronde bedragen tot en met 20 euro aflezen, noteren en vergelijken

2E HELFT GR. 5
Ronde bedragen t/m 100 euro aflezen, noteren en vergelijken

Ronde bedragen t/m 100 euro aflezen, noteren en vergelijken

 

2E HELFT GR. 5
Uitspraak en notatiewijzen van geldbedragen
  • Uitspraak en notatiewijzen van geldbedragen
  • Relatie geld en kommagetallen
  • Weten dat achter de komma de centen staan
    • € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent
  • Hoe spreek je € 0,02 uit?
  • Een bedrag boven 1 euro noteren als kommagetal en met het euroteken
    • Hoe noteer je: 1 euro en vijfendertig eurocent? En 5 eurocent?
  • Bedragen met een komma kennen
  • Een bedrag onder 1 euro noteren als kommagetal en met het euroteken
GROEP 7
De waarde van bedragen t/m 20 euro met een komma vergelijken

De waarde van bedragen t/m 20 euro met een komma vergelijken

  • In combinatie van concreet materiaal en wellicht een positieschema (TE,th-model)
Activiteiten

 

DOEL 4: BEDRAGEN KUNNEN SAMENSTELLEN MET (ZO MIN MOGELIJK) BILJETTEN EN MUNTEN
2E HELFT GR. 3
Begrijpen dat verschillende munten en biljetten verschillende waarden hebben

Begrijpen dat verschillende munten en biljetten verschillende waarden hebben

  • Weten dat 2 losse munten van 1 euro evenveel waard zijn als een 2 euromunt
  • Weten dat 5 munten van 1 euro evenveel waard is als 5 euro
2E HELFT GR. 3
Bedragen tot 10 euro betalen of samenstellen

Bedragen tot 10 euro (in hele euro’s) betalen of samenstellen

  • Binnen een context betalen met hele euro’s
  • In eerste instantie met munten van 1 en 2 euro, daarna met biljetten van 5 euro
  • Biljetten van 5 en 10 euro wisselen Binnen een context en handelend met concreet materiaal
GROEP 4
Bedragen kunnen samenstellen tot 20 euro

Bedragen kunnen samenstellen tot 20 euro

  • Met munten van 1 en 2 euro en biljetten van 5 en 10 euro
  • Handelend met concreet materiaal
GROEP 5
Bedragen kunnen samenstellen tot 20 euro

Bedragen kunnen samenstellen tot 20 euro

  • Via afbeeldingen met biljetten van 100 en 10 en munten van 1 euro
Activiteiten

 

1E HELFT GR. 5
Bedragen kunnen samenstellen tot 100 euro

Bedragen kunnen samenstellen tot 100 euro

  • Handelend met concreet materiaal
  • 74 is 7 tientjes en 4 losse euro’s
  • 3 tientjes en 7 euromunten: 37 euro
2E HELFT GR. 5
Bedragen kunnen samenstellen tot 1000 euro

Bedragen kunnen samenstellen tot 1000 euro

  • Handelend met concreet materiaal
  • 463 euro: 4 honderdjes, 6 tientjes en 3 euromunten
Activiteiten
GROEP 7
Bedragen tot en met 1 euro samenstellen

Bedragen tot en met 1 euro samenstellen met munten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent

  • Handelend met concreet materiaal
2E HELFT GR. 7
Bedragen tot en met 10 euro samenstellen

Bedragen tot en met 10 euro samenstellen met munten en biljetten, ook bedragen met een komma

  • Handelend met concreet materiaal
  • Eventueel ook tot 20 euro
Activiteiten

 

DOEL 5: HET TOTAAL BEPALEN VAN EEN AANTAL BILJETTEN EN MUNTEN (GELD TELLEN)
2E HELFT GR. 4
Het totaal bepalen t/m 10 euro

Het totaal bepalen t/m 10 euro (hele euro’s):

  • Concreet (met echt geld)
  • Ook vergelijken van twee groepjes met munten en biljetten. Waar ligt meer? (vergelijken waarde en aantal).
  • Binnen een context betalen en weten wanneer je geld terug krijgt
GROEP 6
De waarde bepalen

De waarde bepalen van een kleine hoeveelheid munten en een bankbiljet

Activiteiten
2E HELFT GR. 7
Veelvouden van 5, 10, 20 en 50 cent begrijpen

Veelvouden van 5, 10, 20 en 50 eurocent begrijpen in de context van geld bij het optellen van kleingeld

 

DOEL 6: VEEL VOORKOMENDE MUNTEENHEDEN OMREKENEN
2E HELFT GR. 5
Gepast betalen

Gepast betalen

  • Aangeven met welke biljetten en munten betaald kan worden
  • Voorbeeld: een computerspelletje van € 44,40. Hoe kan je gepast betalen?
Activiteiten

 

2e HELFT GR. 5
Weten wanneer je geld terugkrijgt

Weten wanneer je geld terugkrijgt binnen de context van betalen

2e HELFT GR. 5
Bij bedragen tot en met 20 euro bepalen hoeveel geld je terugkrijgt

Bij het betalen van ronde bedragen tot en met 20 euro bepalen hoeveel geld je terugkrijgt

Activiteiten

 

DOEL 7: GLOBAAL SCHATTEN VAN HET TOTAAL VAN ENKELE BEDRAGEN
GROEP 8
Globaal schatten van bedragen

Globaal schatten van bedragen

  • Bijvoorbeeld: 2 broden van €1,98 per stuk en je beteeld met een biljet van 5 euro. Is dat genoeg?
Activiteiten
GROEP 8
Afkappen van bedragen bij het maken van een schatting

Extra 1: afkappen van bedragen en dat gebruiken bij het maken van een schatting

  • Voorbeeld: je moet €19,95 + €1,19 + €2,95 betalen. Hoeveel kost dat ongeveer samen (19 + 1 + 2)?
Activiteiten
2e HELFT GR. 8
Afronden van bedragen bij het maken van een schatting

Extra 2: afronden van bedragen en dat gebruiken bij het maken van een schatting

  • Voorbeeld: een bedrag als € 19,95 plaatsen tussen 19 en 20 euro. Later: €19,95 ≈ € 20,-.
  • € 1,19 ligt tussen 1 en 2.
  • €19,95 + €1,19 + €2,95 betalen. Hoeveel kost dat ongeveer?
  • Bedragen afronden naar boven in hele euro’s

 

DOEL 8: GELD WISSELEN
GROEP 4
Begrijpen dat verschillende briefjes verschillende waarden hebben

begrijpen dat twee munten samen toch minder van waarde kunnen zijn dan één munt

Activiteiten

 

2e HELFT GR. 6
Wisselen van bedragen

Wisselen van bedragen in één biljet/muntsoort

  • Hoeveel munten van 50 cent krijg je voor 2 euro?
Activiteiten
2e HELFT GR. 6
Wisselen van de ene biljet / muntsoort in een andere

Wisselen van de ene biljet/muntsoort in een ander biljet/muntsoort

  • Hoeveel briefjes van 5 euro krijg je voor 50 euro?
  • 20 munten van 50 cent, hoeveel euro is dat?
Activiteiten
GROEP 7
Biljetten van 20 en 50 euro wisselen

Biljetten van 20 en 50 euro wisselen

Activiteiten

 

 

DOEL 9: ENIG INZICHT HEBBEN IN DE ORDE VAN GROOTTE VAN VEEL VOORKOMENDE PRIJZEN IN HET DAGELIJKS LEVEN
GROEP 1 EN 2
Begrippen herkennen en kunnen gebruiken in de context van geld

Begrippen herkennen en kunnen gebruiken in de context van geld: duur, duurder, duurst(e), goedkoop, goedkoper, goedkoopst(e), euro, munten, waarde

Activiteiten

 

GROEP 3
Weten wat je kunt kopen voor 1 euro

Weten wat je kunt kopen voor 1 euro

Activiteiten

Kleding betalen

Kopieerblad D2 en D3: wat kun je voor ongeveer 1 euro kopen

2e HELFT GR. 4
Weten wat je kunt kopen voor ongeveer 2, 5, 10 en 20 euro

Weten wat je kunt kopen voor ongeveer 2, 5, 10 en 20 euro

2E HELFT GR. 5
Weten wat je kunt kopen voor ongeveer 50 en 100 euro

Weten wat je kunt kopen voor ongeveer 50 en 100 euro

Activiteiten

 

GROEP 8
Hoeveel kosten de spullen in een winkel?

Hoeveel kosten de spullen in een winkel?

  • Voorbeelden:
  • Hoeveel kost een brood ongeveer? € 0,20 euro of €20,-?
  • En een paar schoenen? €5, -, €50,- of € 500,-?
  • Een mobieltje of een I-Pad?
  • Leerlingen zelf een schatting laten maken
Activiteiten

 

 

DOEL 10: GELD IN VERBAND BRENGEN MET DECIMALE GETALLEN
2E HELFT GR. 7
Bedragen met een komma kennen

Bedragen met een komma kennen

Bedrag onder en boven 1 euro noteren als kommagetal en met het euroteken

Voorbeelden:

  • € 1,65 is 1 euro en … eurocent
  • € 2,07 is 2 euro en … eurocent
  • Wat is 65 waard in €2,65?

 

 

 

Meest recente berichten