Werkwijze

Werkwijze


PraktischRekenen-activiteiten kunnen op verschillende manieren ingezet worden. In grote lijnen zijn er drie organisatievormen te onderscheiden:

Praktisch rekenactiviteit als vervanging of aanvulling van de methode-les

Praktisch rekenactiviteiten als project

Praktisch rekenen vanuit de leerlijn

 

PRAKTISCH REKENACTIVITEIT ALS VERVANGING OF AANVULLING VAN DE METHODE-LES

Binnen deze werkwijze vormen de methode-lessen de basis van het rekenaanbod in de klas.

Je werkt met de leerlingen in de rekenmethode en wil aan deze rekenlessen praktische rekenopdrachten toevoegen of rekenlessen vervangen door praktische rekenopdrachten.

Bijvoorbeeld:

  • Vervangen van activiteiten: in de methode wordt bij een doel een rekenactiviteit aangeboden die niet aansluit bij de rekenvaardigheid (te makkelijk of te moeilijk) of belevingswereld van de leerlingen.
  • Toevoegen van activiteiten: in de rekenmethode wordt een nieuw doel aangeboden, maar er zijn geen of weinig praktische rekenactiviteiten beschreven die bijdragen aan de begripsvorming van de leerlingen.
  • Variatie aan activiteiten: in de methode wordt een nieuw doel aangeboden en je zoekt meer praktische activiteiten om het doel langer en/of gevarieerder te oefenen.
  • Differentiatie tussen leerlingen: in de methode staan opdrachten, maar voor (een deel van) de leerlingen zijn die te moeilijk. Je zoekt activiteiten waarbij het doel handelend op een praktischer niveau aangeboden wordt.

Werkwijze:

  1. Bepaal van de les uit de rekenmethode de leerlijn en het doel van de les.
  2. Selecteer in het doelenoverzicht van deze leerlijn het overeenkomstige doel of de overeenkomstige doelen.
  3. Kies uit de activiteit(en) bij het doel de activiteit die bij de rekenvaardigheid van de leerlingen aansluit(en).
  • Tip: kijk ook naar de beheersing van de voorgaande doelen. Hebben de leerlingen deze doelen onder de knie? Sluit aan bij de rekenvaardigheid (zone van de naaste ontwikkeling) van de leerlingen. Kies eerst activiteiten bij voorgaande doelen als de leerlingen de rekenvoorwaarden nog niet beheersen.
  1. Bereid de les voor en voer de activiteiten uit.
  2. Evalueer de les met de leerlingen en bepaal of de leerlingen het doel hebben gehaald.

Een voorbeeld:

In de methode staat een les over het meten van inhoud met maatbekers waarbij de leerlingen de maatbekers in het boek aflezen. Veel leerlingen hebben nog nooit een maatbeker gebruikt en je wilt activiteiten met handelend rekenen toevoegen. De leerlijn die hierbij hoort  is ‘meten van inhoud’ en het doel ‘meten van inhoud met een maatbeker’. In het doelenoverzicht van de leerlijn inhoud staat het doel 3.1: Een meting met behulp van een meetinstrument uitvoeren; resultaat aflezen en noteren. Bij doel 3.1 staan 9 activiteiten. Activiteit 1, 2 en 3 sluiten het beste aan bij het doel van de les en de leerlingen in de klas. Twee activiteiten kunnen naast elkaar uitgevoerd worden in één rekenles.

(naar boven)

 

PRAKTISCH REKEN-ACTIVITEITEN ALS PROJECT

In een project wordt gewerkt aan meerdere rekendoelen verdeeld over meerdere lessen. Door meerdere dagen (achter elkaar) aan doelen van één leerlijn te werken, krijgen de leerlingen de tijd om vaardigheden in te oefenen.

Werkwijze:

  1. Bepaal de leerlijn die in de projectperiode aan de orde komt.
  2. Plaats de leerlingen in het groepsoverzicht van de leerlijn. Bepaal de doelen die verschillende leerlingen al onder de knie hebben en de doelen die ze moeten inoefenen.
  • Tip: De eerste keer is het bepalen van de rekenvaardigheid vaak een inschatting. Tijdens het project wordt steeds duidelijker welke doelen de leerlingen wel en niet beheersen.
  • Tip: Als er al eerder aan doelen van de leerlijn is gewerkt en de rekenvaardigheid van de leerlingen is geëvalueerd, dan staat de beginsituatie van de leerlingen in het ingevulde groepsoverzicht.
  1. Bepaal de doelen die in de projectperiode aan de orde komen. Sluit aan bij de rekenvaardigheid (zone van de naaste ontwikkeling) van de leerlingen. Dit kan verschillen per leerling.
  • Tip: vorm zoveel mogelijk groepen leerlingen met eenzelfde rekenvaardigheid om versnippering te voorkomen.
  • Tip: selecteer een behapbare hoeveelheid doelen.
  1. Kies de activiteit(en) die bij de doelen van de leerlingen aansluiten.
  • Tip: probeer de doelen van de verschillende leerlingen te combineren in één activiteit. Door verschillende opdrachten te geven/vragen te stellen kunnen leerlingen aan hun eigen doelen werken binnen een gezamenlijke activiteit.
  1. Bereid de lessen voor en voer de activiteiten uit.
  • Tip: Sluit ook gedurende het project aan bij rekenvaardigheid van de leerlingen. De leerlingen zijn leidend voor het aanbod, niet de activiteiten die voorbereid zijn.
  1. Evalueer de doelen en bepaal samen of de leerling de doelen heeft gehaald. Laat de leerlingen de doelen die zij beheersen invullen op hun eigen doelenposter. De posters samen vormen een portfolio of leerwerkmap.
  2. Noteer welke leerlingen welke doelen onder de knie hebben in het groepsoverzicht. Dit is de beginsituatie bij de start van een nieuw project over deze leerlijn.
  • Tip: Onderhouden van deze vaardigheden is na de projectperiode een belangrijk aandachtspunt.

Een voorbeeld van differentiatie:

Het doel van het project is het leren meten van lengte. De verschillende kinderen werken aan verschillende doelen binnen de leerlijn. Er is een gezamenlijke activiteit in de eerste les: de leerlingen gooien een zelf gevouwen vliegtuigje en meten de afstand tussen het vertrekpunt en het punt waar het vliegtuigje is neergekomen. Leerlingen kunnen deze afstand meten met hun voeten (natuurlijke maat: schoen tegen schoen), meten met een rolmaat (standaardmaat), de resultaten van twee meetinstrumenten vergelijken, eerst schatten en dan meten, meetresultaat noteren in hele getallen, meetresultaat noteren als kommagetal, de afstand omrekenen van centimeters in meters, de verschillen tussen vliegtuigjes uitrekenen, … Door het project heen meten de leerlingen verschillende voorwerpen en afstanden en zetten één of meerdere stappen in deze leerlijn.

(naar boven)

 

PRAKTISCH REKENEN VANUIT DE LEERLIJN

In deze werkwijze zijn de leerlijnen en rekendoelen de doorgaande lijn van het rekenaanbod. De activiteiten van Praktisch Rekenen worden gebruikt als middel om doelen te bereiken. Ook lessen uit de rekenmethode, rekensoftware, rekenspelletjes, ontwikkelingsmaterialen en ontdek-hoeken passen bijvoorbeeld in dit aanbod.

Per periode wordt gewerkt aan specifieke doelen uit één of meerdere leerlijnen. De doelen zijn afgestemd op de rekenvaardigheid van de leerlingen in de groep.

Kies als school een eigen organisatiemodel, bijvoorbeeld:

  • afgebakende periodes: een periode van meerdere dagen waarin aan doelen van één leerlijn wordt gewerkt. Zie ook ‘Praktisch Rekenen als project’ (#2).
  • vaste dagen in de week: vaste dagen waarop specifieke leerlijnen aan de orde komen, bijvoorbeeld meten, meetkunde, verhoudingen of verbanden.
  • vaste dagen in een afgebakende periode: bijvoorbeeld twee keer per week in een periode van drie weken wordt gewerkt aan één leerlijn. Vervolgens wordt een herhalingsweek ingepland om doelen uit de verschillende leerlijnen in te oefenen en te onderhouden. Daarna start weer een nieuwe periode waarin gewerkt wordt aan een andere leerlijn. Zie ook beredeneerde jaarplanning.

Door meerdere dagen achter elkaar intensief aan één onderwerp te werken, hebben de leerlingen meer tijd om vaardigheden in te oefenen. Het onderhouden van deze vaardigheden is na de projectperiode een belangrijk aandachtspunt.

Werkwijze:

  1. Bepaal de leerlijn die aan de orde komt. Deze keuze vindt plaats op basis van een beredeneerde jaarplanning waarin alle leerlijnen aan de orde komen.
  2. Plaats de leerlingen in het groepsoverzicht van de leerlijn. Bepaal welke doelen de verschillende leerlingen al onder de knie hebben en welke doelen ze nog moeten inoefenen.
  • Tip: De eerste keer is het bepalen van de rekenvaardigheid vaak een inschatting. Tijdens de rekenopdrachten wordt steeds duidelijker welke doelen de leerlingen wel en niet beheersen.
  • Tip: Als er al eerder aan doelen van de leerlijn is gewerkt en de rekenvaardigheid van de leerlingen is geëvalueerd, dan staat de beginsituatie van de leerlingen in het ingevulde groepsoverzicht.
  1. Bepaal de nieuwe doelen die de komende periode aan de orde komen. Sluit aan bij de rekenvaardigheid (zone van de naaste ontwikkeling) van de leerlingen. Dit kan verschillen per leerlingen.
  • Tip: vorm zoveel mogelijk groepen leerlingen met ongeveer dezelfde rekenvaardigheid.
  • Tip: selecteer een behapbare hoeveelheid doelen.
  1. Kies de activiteit(en) die bij de doelen van de leerlingen aansluiten.
  • Tip: probeer de doelen van de verschillende leerlingen te combineren in één activiteit. Door verschillende opdrachten te geven/vragen te stellen kunnen leerlingen aan hun eigen doelen werken binnen een gezamenlijke activiteit.
  1. Bereid de lessen voor en voer de activiteiten uit.
  • Tip: Sluit ook gedurende het project aan bij rekenvaardigheid van de leerlingen. De leerlingen zijn leidend voor het aanbod, niet de activiteiten die voorbereid zijn.
  1. Evalueer de doelen en bepaal samen of de leerling de doelen heeft gehaald. Laat de leerlingen de doelen die zij beheersen invullen op hun eigen doelenposter. De posters samen vormen een portfolio of leerwerkmap.
  2. Noteer welke leerlingen welke doelen onder de knie hebben in het groepsoverzicht. Dit is de beginsituatie bij de start van een nieuw project over deze leerlijn.

  • Tip: Onderhouden van deze vaardigheden is na de projectperiode een belangrijk aandachtspunt.

(naar boven)

 

Heb je zelf mooie lessen, activiteiten of uitwerkingen?

Wij zetten ze graag op deze site!

Mail ze naar info@praktischrekenen.nl

 

Meest recente berichten