OMTREK EN OPPERVLAKTE – DOELEN
Begrippen met betrekking tot omtrek en oppervlakte herkennen en kunnen gebruiken (eerder ook gebruikt bij lengte meten)
- Lang, langer, langst(e) en kort, korter, kortst(e)
- Groot, groter, grootst(e) en klein, kleiner, kleinst(e)
- Breed, breder en smal, smaller
- Lengte, breedte
- (er) Omheen
- Omtrek, oppervlakte
Tegenstellingen herkennen en gebruiken: grootste-kleinste, langste-kortste, hoogste-laagste
Begrippen lengte, breedte, hoogte, diepte, dikte en omtrek en in de juiste context gebruiken
De grootte van de foto
Juf Marja gaat trouwen
Het schilderij-lijstje
Hoe groot is jouw voet?
Een foto in de lengte en de breedte
Een riem om je taille
Bal opmeten met de handen
Oppervlakte
Weten wat een oppervlakte en omtrek is (begripsvorming, handelend!)
- Aanwijzen (handelend) van omtrek en oppervlakte van bijvoorbeeld je tafeltje, de deur, een schoteltje, een A4tje, een rond vouwblaadje, …
- Hier steeds het verschil tussen omtrek en oppervlakte aan bod laten komen.
- Gebruik verschillende vormen!
Juf Marja gaat trouwen
De grootte van de foto
Een A4-tje is vier ansichtkaarten groot
Een riem om je taille
Lengte en breedte
Het schilderij-lijstje
Hokken voor olifanten
Meten met je meetlint - Ronde dingen
Bal opmeten met de handen
Omtrek van een bal rollen
Welk touwtje past om deze bal?
Het 'eromheen' touw
Een poster over oppervlakte
Kunnen bepalen (tekenen) wat oppervlakte en omtrek is
Maak de omtrek van een grillige figuur rood en de oppervlakte van dezelfde figuur groen (eventueel gebruikmaken van Google Earth).
Kunnen benoemen van de omtrek
- Begrippen met betrekking tot omtrek kunnen herkennen en actief gebruiken: er omheen. Link leggen met zelf aanwijzen van omtrek (zie een vorig doel).
- Voorbeeld: Weten dat het om de omtrek gaat, als je wilt weten hoeveel meter hek je moet bestellen om een tuin te omheinen
Kunnen benoemen van de oppervlakte
- Het gaat om het herkennen en actief gebruik van het begrip oppervlakte. Link leggen met zelf aanwijzen van oppervlakte (zie een vorig doel).
- Voorbeeld: tapijt bestellen voor een kamer. Wat moet je dan weten?
Objecten op het oog kunnen vergelijken en ordenen naar omtrek en oppervlakte
Objecten kunnen vergelijken en ordenen naar omtrek en oppervlakte via direct meten (naast elkaar houden, op elkaar leggen)
Objecten kunnen vergelijken en ordenen naar omtrek en oppervlakte via indirect meten (met een natuurlijke, betekenisvolle maat: stap, voet, touwtje, hokjes, hand, strook, blaadjes papier).
Juf Marja gaat trouwen
Een A4-tje is vier ansichtkaarten groot
Een riem om je taille
Hokken voor olifanten
Bal opmeten met de handen
Omtrek van een bal rollen
Welk touwtje past om deze bal?
Het 'eromheen' touw
Figuren maken met een omtrek van een halve meter
Omtrek meten met een meetlint
De grootste want
Dienbladen vergelijken
Eén grote tekening
Papierformaten
Eettafels
Oppervlakte
Puzzelen
Een vlakvulling maken
Tegels op de speelplaats
Oppervlakte meten
Kunnen meten van een omtrek en oppervlakte en het resultaat via tellen vaststellen
- Ziet bij het vergelijken van oppervlakten via het leggen van tegels en het ‘hokjes-schema’ de relatie met vermenigvuldigen.
Weten dat eerlijk meten (één maat gebruiken) voorwaarde is voor vergelijken, ordenen en meten via afpassen.
De oppervlakte van bijvoorbeeld een tafelblad uitdrukken in een natuurlijke maat (bijvoorbeeld aantallen A4-tjes)
Inzicht ontwikkelen in het feit dat de oppervlakte hetzelfde blijft, ondanks dat je de vorm van een figuur verandert (begripsvorming)
- Handelend!
- Voorbeeld: Een A4tje doormidden knippen en de twee stukken achter elkaar plakken
Inzicht ontwikkelen in het feit dat de oppervlakte hetzelfde blijft, ondanks dat je de vorm van een figuur verandert (begripsvorming), maar nu gekoppeld aan een maat (m²).
- Handelend!
- Voorbeeld: Twee uitgeslagen kranten naast elkaar is 1 m². Dezelfde twee kranten achter elkaar hebben dezelfde oppervlakte en is dus nog steeds 1 m².
Referentiematen mbt oppervlakte kennen en gebruiken
- Voorbeelden: Twee uitgeslagen kranten naast elkaar is 1 m².
- De oppervlakte van een hand van een volwassen persoon is ongeveer 1 dm2.
- De oppervlakte van een vingernagel is ongeveer 1 cm².
- De oppervlakte van een potloodpunt is ongeveer 1 mm².
Kennis van referentiematen gebruiken
- Voorbeeld: De oppervlakte van de tafel is 60 handpalmen, dus ongeveer 60 dm².
- Alleen wanneer dat relevant is!
Schattingen maken over oppervlaktes
- Voorbeeld: Voorwerpen zoeken/aanwijzen van ≈1 m²
- Voorwerpen zoeken/aanwijzen van veelvouden van 1m²: oppervlakte van een deur ≈ 2 m², oppervlakte klaslokaal ≈100 m², oppervlakte schoolplein ≈ …
- Direct in verband brengen met de referentiematen.
Uitdrukken en vergelijken van de oppervlakte van tafels van verschillende vormen met een natuurlijke maat (bijv. aantallen A4tjes)
Omtrek berekenen
- Bepaalt de omtrek van een vierkant of rechthoekig voorwerp.
- De omtrek van de zandbak op school (schoolplein, klaslokaal) berekenen (bijvoorbeeld met stappen)
- Hoeft niet formeel, in VO wel.
Oppervlakte berekenen
- Aantal tegels voor schoolplein bepalen: hoeveel tegels hebben we nodig?
- Hoeft niet formeel, in VO wel.