GELD – DOELEN
Munten en biljetten herkennen als betaalmiddel
- Begrijpen dat je moet betalen als je iets koopt
- Begrijpen en kunnen uitleggen hoe het systeem van kopen en betalen in elkaar zit aan de hand van eenvoudige winkelsituaties en sparen
- Weten dat bedragen aangeven hoe duur voorwerpen zijn en dat je die kunt inruilen tegen geld
- Begrippen herkennen en kunnen gebruiken in de context van geld: euro, munten, waarde
Binnen een context actief hanteren van begrippen als
- (te) duur- duurder – duurst(e)
- goedkoop – goedkoper – goedkoopst(e)
- euro, munten, biljetten, waarde
Extra:
- Weten dat er verschillende manieren van betalen zijn, bijvoorbeeld met pinpas, chipknip, internetbankieren, creditcard, contant
- Kennismaken met termen als schuld, sparen en lenen.
Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben
- Munten van 1 euro herkennen
Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben
- Munten van 2 euro herkennen
Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben
- Biljetten van 5 en 10 euro herkennen
Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben
- Biljetten van 20 euro herkennen
De munten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent herkennen en weten dat deze munten minder waard zijn dan de munten van 1 euro
- Weten dat 1 euro 100 eurocent waard is
Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben
- Biljetten van 50 herkennen
Weten welke eurobiljetten en euromunten er zijn en welke waarde ze hebben
- Biljetten van 100 herkennen
Het euroteken herkennen
- Weten hoe geldbedragen globaal eruit zien in de winkel (prijsstickers en reclamefolders)
Ronde bedragen tot en met 20 euro aflezen, noteren en vergelijken
Ronde bedragen t/m 100 euro aflezen, noteren en vergelijken
- Uitspraak en notatiewijzen van geldbedragen
- Relatie geld en kommagetallen
- Weten dat achter de komma de centen staan
- € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent
- Hoe spreek je € 0,02 uit?
- Een bedrag boven 1 euro noteren als kommagetal en met het euroteken
- Hoe noteer je: 1 euro en vijfendertig eurocent? En 5 eurocent?
- Bedragen met een komma kennen
- Een bedrag onder 1 euro noteren als kommagetal en met het euroteken
De waarde van bedragen t/m 20 euro met een komma vergelijken
- In combinatie van concreet materiaal en wellicht een positieschema (TE,th-model)
Begrijpen dat verschillende munten en biljetten verschillende waarden hebben
- Weten dat 2 losse munten van 1 euro evenveel waard zijn als een 2 euromunt
- Weten dat 5 munten van 1 euro evenveel waard is als 5 euro
Bedragen tot 10 euro (in hele euro’s) betalen of samenstellen
- Binnen een context betalen met hele euro’s
- In eerste instantie met munten van 1 en 2 euro, daarna met biljetten van 5 euro
- Biljetten van 5 en 10 euro wisselen Binnen een context en handelend met concreet materiaal
Vrijmarkt in de klas
Afrekenen met euromunten
Afrekenen met munten van 2 euro
Kleding betalen
Groente en fruit kopen
Pizza's verkopen
Eten en drinken in de dierentuin
Souvenirs in de dierentuin
Hoe kun je betalen?
Iets kopen voor 5 euro
Iets kopen voor 10 euro
Iets te eten bestellen voor € 20 en betalen met euromunten en briefjes
Bedragen kunnen samenstellen tot 20 euro
- Met munten van 1 en 2 euro en biljetten van 5 en 10 euro
- Handelend met concreet materiaal
Bedragen kunnen samenstellen tot 20 euro
- Via afbeeldingen met biljetten van 100 en 10 en munten van 1 euro
Bedragen kunnen samenstellen tot 100 euro
- Handelend met concreet materiaal
- 74 is 7 tientjes en 4 losse euro’s
- 3 tientjes en 7 euromunten: 37 euro
Bedragen kunnen samenstellen tot 1000 euro
- Handelend met concreet materiaal
- 463 euro: 4 honderdjes, 6 tientjes en 3 euromunten
Bedragen tot en met 1 euro samenstellen met munten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent
- Handelend met concreet materiaal
Bedragen tot en met 10 euro samenstellen met munten en biljetten, ook bedragen met een komma
- Handelend met concreet materiaal
- Eventueel ook tot 20 euro
Het totaal bepalen t/m 10 euro (hele euro’s):
- Concreet (met echt geld)
- Ook vergelijken van twee groepjes met munten en biljetten. Waar ligt meer? (vergelijken waarde en aantal).
- Binnen een context betalen en weten wanneer je geld terug krijgt
De waarde bepalen van een kleine hoeveelheid munten en een bankbiljet
Veelvouden van 5, 10, 20 en 50 eurocent begrijpen in de context van geld bij het optellen van kleingeld
Gepast betalen
- Aangeven met welke biljetten en munten betaald kan worden
- Voorbeeld: een computerspelletje van € 44,40. Hoe kan je gepast betalen?
Weten wanneer je geld terugkrijgt binnen de context van betalen
Bij het betalen van ronde bedragen tot en met 20 euro bepalen hoeveel geld je terugkrijgt
Globaal schatten van bedragen
- Bijvoorbeeld: 2 broden van €1,98 per stuk en je beteeld met een biljet van 5 euro. Is dat genoeg?
Extra 1: afkappen van bedragen en dat gebruiken bij het maken van een schatting
- Voorbeeld: je moet €19,95 + €1,19 + €2,95 betalen. Hoeveel kost dat ongeveer samen (19 + 1 + 2)?
Extra 2: afronden van bedragen en dat gebruiken bij het maken van een schatting
- Voorbeeld: een bedrag als € 19,95 plaatsen tussen 19 en 20 euro. Later: €19,95 ≈ € 20,-.
- € 1,19 ligt tussen 1 en 2.
- €19,95 + €1,19 + €2,95 betalen. Hoeveel kost dat ongeveer?
- Bedragen afronden naar boven in hele euro’s
begrijpen dat twee munten samen toch minder van waarde kunnen zijn dan één munt
Wisselen van bedragen in één biljet/muntsoort
- Hoeveel munten van 50 cent krijg je voor 2 euro?
Wisselen van de ene biljet/muntsoort in een ander biljet/muntsoort
- Hoeveel briefjes van 5 euro krijg je voor 50 euro?
- 20 munten van 50 cent, hoeveel euro is dat?
Biljetten van 20 en 50 euro wisselen
Begrippen herkennen en kunnen gebruiken in de context van geld: duur, duurder, duurst(e), goedkoop, goedkoper, goedkoopst(e), euro, munten, waarde
Weten wat je kunt kopen voor 1 euro
Kleding betalen
Kopieerblad D2 en D3: wat kun je voor ongeveer 1 euro kopen
Weten wat je kunt kopen voor ongeveer 2, 5, 10 en 20 euro
Weten wat je kunt kopen voor ongeveer 50 en 100 euro
Hoeveel kosten de spullen in een winkel?
- Voorbeelden:
- Hoeveel kost een brood ongeveer? € 0,20 euro of €20,-?
- En een paar schoenen? €5, -, €50,- of € 500,-?
- Een mobieltje of een I-Pad?
- Leerlingen zelf een schatting laten maken
Bedragen met een komma kennen
Bedrag onder en boven 1 euro noteren als kommagetal en met het euroteken
Voorbeelden:
- € 1,65 is 1 euro en … eurocent
- € 2,07 is 2 euro en … eurocent
- Wat is 65 waard in €2,65?