test

GEWICHT – DOELEN

DOEL 1: GEWICHT ORDENEN VIA VERGELIJKEN
GROEP 1 EN 2
Vergelijken en ordenen naar gewicht

Voorwerpen vergelijken en ordenen naar gewicht

  • op het oog,
  • op de hand

Twee gewichten met een groot verschil met elkaar vergelijken (met gebruik handen) (* niveau 3)

Voorwerpen op gewicht vergelijken en ordenen (* niveau 5)

GROEP 2 EN 3
Begrippen rond gewicht herkennen en gebruiken

Begrippen rond gewicht herkennen en kunnen gebruiken in betekenisvolle eenvoudige situaties en in tegenstellingen:

  • zwaar, zwaarder, zwaarst(e)
  • licht, lichter, lichtst(e)
  • even zwaar/licht

De woorden licht en zwaar gebruiken bij het optillen van voorwerpen (* niveau 2)

Binnen een context aanwijzen wat bedoeld wordt met begrippen als zwaar-zwaarder (* niveau 3)

Binnen een context aanwijzen wat bedoeld wordt met begrippen als licht-lichter; zwaarst (* niveau 4)

Bij het gebruik van een balans het begrip even zwaar hanteren (* niveau 6)

GROEP 4
Vergelijken en ordenen naar gewicht

Voorwerpen vergelijken en ordenen naar gewicht.

  • met een balans (wip-principe)

Conclusies kunnen trekken uit de stand van de balans bij het wegen van twee voorwerpen

Twee voorwerpen op gewicht vergelijken door wegen met een balans (* niveau 6)

Meerdere voorwerpen op gewicht ordenen door wegen met een balans (* niveau 7)

GROEP 4
Begrijpen dat gewicht niet samenvalt met omvang, lengte of grootte

Begrijpen dat gewicht niet samenvalt met omvang of lengte of grootte

  • zwaarder betekent niet altijd langer, groter en omgekeerd

Kunnen redeneren over gewichten in eenvoudige probleem- en conflictsituaties (is iets dat groter is, ook altijd zwaarder?)

Dat grootte en gewicht niet altijd samenhangen (* niveau 9)

 

 

DOEL 2: ENKELE REFERENTIEMATEN MET BETREKKING TOT GEWICHT KENNEN EN KUNNEN GEBRUIKEN
GROEP 6
Referentiematen kennen en kunnen gebruiken

 

Referentiematen:

  • Een kilo is een pak suiker
  • Een paperclip is ongeveer 1 gram
  • Een mobieltje is ongeveer 100 gram

Referenties van de kilogram (bijvoorbeeld een pak suiker)

Activiteiten

 

 

DOEL 3: SCHATTINGEN MAKEN OVER GEWICHT
GROEP 6
Referentiematen gebruiken bij schatten van gewicht

 

Gebruiken van referentiematen bij het schatten van gewicht

  • Hoe zwaar is een mens ongeveer?
  • Hoe zwaar is een konijn ongeveer?

 

 

DOEL 4: EEN METING MET BEHULP VAN EEN MEETINSTRUMENT UITVOEREN; RESULTAAT AFLEZEN EN NOTEREN
2E HELFT GR. 4
(Kilo's) wegen met een weegschaal

Kunnen bepalen van het gewicht: door gebruik te maken van een weegschaal

  • personenweegschaal
  • Digitaal en analoog

Dat de weegschaal gebruikt wordt om te wegen (* niveau 8)

De analoge en de digitale personenweegschaal aflezen en het resultaat in kilogrammen noteren (* niveau 9)

2E HELFT GR. 4
(Grammen) wegen met een weegschaal

 

Kunnen bepalen van het gewicht: door gebruik te maken van een weegschaal

  • keukenweegschaal
  • Digitaal en analoog

De analoge en de digitale keukenweegschaal aflezen en het resultaat in grammen noteren (* niveau 10)

Op een weegschaal een bepaalde hoeveelheid in kilogrammen afwegen (* niveau 10)

Op een keukenweegschaal een bepaalde hoeveelheid in grammen afwegen (* niveau 11)

 

 

DOEL 5: EEN MEETSTRATEGIE BEDENKEN ALS HET INSTRUMENT NIET DIRECT TOEREIKEND IS
GROEP 5
Referentiematen gebruiken bij schatten van gewicht

 

Hoeveelheid in meerdere kleine porties wegen als het niet in één keer kan

Activiteiten

 

 

 

 

DOEL 6:  DE LEERLINGEN ZIJN BEKEND MET STANDAARDMATEN EN KENNEN DE GANGBARE AFKORTINGEN DAARVAN
GROEP 5
De standaardmaat van de kilogram en de afkorting ervan kennen

De standaardmaat kilogram (kg) (* niveau 8)

GROEP 5
De standaardmaat van de gram en de afkorting ervan kennen

De standaardmaat gram (g) (* niveau 10)

GROEP 7 EN 8
De standaardmaat van de milligram en de afkorting ervan kennen

Milligram

Activiteiten

 

GROEP 8 EN VO
De standaardmaat van de ton kennen

Ton

Activiteiten

 

 

DOEL 7: IN BETEKENISVOLLE SITUATIES SAMENHANG TUSSEN ENKELE (STANDAARD)MATEN KENNEN 
GROEP 6
Samenhang tussen gram en kilogram kennen

Gram en kilogram

  • Verband leggen met leerlijn getalbegrip en kommagetallen
  • Maateenheden omrekenen hoeft niet.
Activiteiten

 

 

DOEL 8:  DE LEERLINGEN HEBBEN INZICHT IN DE STRUCTUUR VAN DE VERSCHILLENDE MAATSTELSELS
GROEP 6
Omrekenen van kilogram naar gram

Gewicht van kg → g

  • 1 kg = 1000 gram
Activiteiten

 

2e HELFT GR. 6
Omrekenen van gram naar milligram

Gewicht van g → mg

  • 1 g = 1000 mg
Activiteiten

 

 

DOEL 9: GEWICHTSMATEN IN VERBAND BRENGEN MET DECIMALE GETALLEN
GROEP 8 / VO
Grammen schrijven als kilo's

500 gram = … kg

Activiteiten

 

DOEL 10: ALLEDAAGSE TAAL EN ENKELE VOORVOEGSELS KENNEN
GROEP 8 / VO
Weten wat het voorvoegsel kilo betekent

De betekenis van het voorvoegsel ‘kilo’

Activiteiten
GROEP 8 / VO
Weten wat de voorvoegsels giga en mega betekenen

De betekenis van de voorvoegsels ‘giga’ en ‘mega’

Activiteiten

Meest recente berichten